Hij gaat over. Een keer of drie. Ik hoor aan de toon dat hij in het buitenland zit. De beltoon klinkt nog steeds. Die gaat niet opnemen. Maakt niet uit. Beter zelfs. Ik spreek wat ik hem te zeggen heb wel in. In mijn hoofd heb ik het hele verhaal al klaar staan om op te dreunen.
“Yes, Angel.”
Ik schrik me het lazarus van die stem en laat bijna mijn telefoon uit mijn handen vallen. Dat komt omdat ik me zo ontzettend had ingesteld om een bericht in te spreken. Dat is namelijk een heel ander verhaal dan iemand recht in het gezicht te moeten aanspreken. Een berichtje achterlaten is lekker veilig, zo op afstand. Je plempt als het ware je stront bij iemand op de stoep, dan ren je weg alsof je leven er vanaf hangt en dan is het maar afwachten of 1. er überhaupt op wordt gereageerd en 2. hoe erop wordt gereageerd. Dat feest gaat nu dus niet meer door. Het is al te lang stil en hij weet dat ik het ben die belt. Ik kan niet ophangen. Ik moet nu iets zeggen.
“Yes, Hef. Oh… uhm…Hello. I’m happy you called.”
“You’re calling me.”
“Oh ja. Oh yes, I mean. Sorry. I was not expecting you to pick up.”
“Maybe you should get used to that, darling. It’s what people usually do when their phone rings.”
Hij zei darling. Toch? Hij zei toch darling? Ja, ik hoorde het goed. Of zei hij Kam-Ming… Maar dat zou raar zijn, want zo heet ik niet. Dat is een Chinese afhaal bij Dewi om de hoek. Hij zei dah-ling. Dat is een goed teken. We are on the right track.
“Yes. Well. Uhm… I had this whole voicemail message stacked up but you picked up so uhm… yeah… now I am kind of blacking out here…”
“Listen, I need to find a taxi. I’ll call you back in 3.”
“Ok.”
Hij hangt op. Aan het eind van het pad zie ik een gietijzeren bankje en ik loop er naartoe. Als ik zit, haal ik drie keer diep adem. Get yourself together, Eend. Wat wil je tegen hem zeggen? Zet het op een rij, je krijgt maar een kans. Maar vergeet niet dat het niet alleen gaat om niet-gemeende excuses aanbieden. Daar ben ik goed in. Gewoon sorry zeggen terwijl ik het niet meen. Ja, heel slecht, weet ik. Maar de meeste ruzies vind ik zo’n verspilling van kostbare tijd dat ik vaak gewoon zeg, ok sorry. Vrienden? En dan steek ik mijn hand uit. Vaak weten die kerels dat ook wel dat ik het niet meen maar door de kinderlijke maar aandoenlijke manier waarop ik dan mijn hand recht vooruit uitsteek en met de blik van ‘puss in boots’ ‘vrienden?’ zeg, wordt het 9 van de 10 keer geaccepteerd. Maar die doen we vandaag niet. Dit is het echte werk. Je wilt hier op een volwassen manier samen uitkomen. Zonder gedraai en gemanipuleer. Je houdt toch van hem? Dan moet je dat nu laten zien. Opnieuw probeer ik in mijn hoofd mijn betoog te formuleren. Even verderop komt een oud stel aanlopen. Naarmate ze dichterbij komen, zie ik beter hoe oud ze zijn. Dik over de tachtig. Ze lopen krom, strompelen bijna, zij heeft haar arm in die van hem geslagen. Hij heeft een klein, goedkoop bosje bloemen ondersteboven in zijn oude hand hangen. Ik zie de blauwe aderen dik op zijn hand liggen. Lijkt opa’s hand. Van die grote, dikke, stevige vingers, stijf van de artrose, met grote nagels erop. Ik kan duidelijk zien dat hij ze zelf heeft geplukt. Het is geen zorgvuldig samengesteld bloemenkraam bosje. Eerder een lelijke, armoedige bos onkruid van wilde veldbloemen met lange stengels. Vooral veel van die gele paardenbloemen. Wat distels, een klaproos en weegbree. Zelf geplukt, met zijn oude stijve handen. Hij heeft er zijn versleten, stramme knieën voor moeten buigen om bij de grond te komen, ik zie het aan de groene plekken op zijn broek, misschien wel een keer of twintig tot hij vond dat het fatsoenlijke boeketje was. Hier en daar zie ik er een stuk brandnetel met een kluitje aarde eraan uitsteken. Waarschijnlijk zag hij niet eens wat hij uit de grond trok. Toch vind ik zijn bosje bloemen mooier dan elke kneiterdure bos die ik ooit van Mr. Wrong heb gekregen. Het ontroert me tot op het bot, die oude, afgeleefde mensjes, en ik voel hete tranen opwellen. Ze doen me sterk denken aan opa en oma. Hij Die deden ook alles samen. Als ze me passeren, knikken ze vriendelijk naar me.
“Dag jongedame.” Ze zeggen allebei hetzelfde op hetzelfde moment. Dat krijg je denk ik als je zestig jaar getrouwd bent.
Oude mensen hebben altijd van die lieve ogen. Vooral als ze blauw zijn, net als van mijn opa en oma. Die zijn door de jaren heen zo licht en transparant geworden dat je er bijna dwars doorheen kan kijken. Heldere oceanen die tegelijkertijd zijn vervuld van eindeloos veel verdriet maar ook blijdschap, ogen waarachter een tachtigjarige geschiedenis schuilt vol oorlogen en overwinningen. Wat hebben Mr. Wrong en ik nou meegemaakt? Helemaal niets. Ons hele leven was vanaf onze geboorte een makkie. We zijn opgegroeid zonder oorlog, zonder honger en met relatief veel geld, we zijn nooit iets tekort gekomen. En toch zitten we in een koude oorlog verwikkeld. Het lijkt alsof het fenomeen mens in zijn leven gewoon een portie ellende nodig heeft. Als we geen ellende voor ons kiezen krijgen, dan creëren we die zelf wel. De oude vrouw knijpt haar ogen even naar me dicht. Dat doen alleen oude mensen. Die knipogen niet maar knijpen allebei hun ogen even dicht. Het liefste wat er is. Ik doe het ook vaak, voor de grap. Omdat het zo schattig is. Die ogen, dat vond ik bij opa en oma ook zo mooi. Ik weet nog dat oma dood ging. En dat toen we haar aan het wassen en aankleden waren, die ogen een beetje open gingen omdat we zo aan haar magere maar loodzware ledematen aan het trekken en sjorren waren. En dat toen we eindelijk klaar waren en met het zweet op ons bovenlip keken naar het resultaat, toch besloten dat ze een ander pakkie aan moest. Dat was de eerste keer dat ik dode ogen zag. De glans was eruit. Ze waren ook niet blauw meer maar dofgrijs. Er zat een witte waas overheen. Toen zag ik voor het eerst hoe belangrijk ogen zijn en later merkte ik dat ik vooral de ogen mis van mijn overleden familie. De ogen waarmee ze me aankeken. Waarmee ze zeiden dat alles altijd goed zou komen. Vooral van oude, lieve mensen. Mensen die alles hebben gezien, die alles hebben meegemaakt. Die op hun leven terug kijken en uitstralen wat papa zojuist tegen mij zei. “Niet zoveel ruzie maken. Da’s zonde van de tijd.” Opa had ook een steengoeie die altijd bij me is blijven hangen.
“Kind”, zei hij, en dan keek hij de verte in. “Het leven is een zucht in de eeuwigheid.”
Als kind begreep ik er geen reet van. Ik dacht dat hij bedoelde dat de eeuwigheid dan een scheet in het heelal liet ofzo. Nu begrijp ik het wel. De tijd gaat ook als een trein. Zeker na mijn dertigste. Het lijkt wel of iemand op een fast forward knopje heeft gedrukt sinds ik de dertig ben gepasseerd. Ik kan me voorstellen dat de tijd steeds sneller lijkt te gaan naarmate je ouder wordt. Ik kijk het hoogbejaarde stel na tot ik ze bijna niet meer zie en vraag me af wie ze hier komen bezoeken. Misschien een overleden zoon of dochter. Dat zal het wel zijn. Waarschijnlijk net als papa ergens in de 50 overleden aan kanker. Als mijn telefoon in mijn hand begint te trillen, schrik ik me opnieuw de pestpleuris. Die kuttelefoons ook. Dat gebeurt me altijd als ik diep in gedachten verzonken ben. Bon. Daar gaan we.
“Hi.” Mijn stem klinkt hees en schor.
“Hello.”
“So… how are you?”
“Hanging in there. Had a rough night.”
“Yes. I can imagine.”
Dan is het stil. Hij zegt niets. Ik zeg niets. Ik heb het initiatief tot een gesprek genomen dus ik moet de dialoog gaande houden.
“Well, it’s good to hear your voice”, zeg ik twijfelend.
Ik hoor alleen een zucht.
“Hef, where are you?”
“In Denmark.”
“In Denmark?!”
“Yes. Just arrived in Copenhagen. I took the first flight out this morning.”
“To do what?”
“I am on my way to visit my mother’s grave. After that I’m going to Mads, my best friend. I need some air, some long walks on the beach. Clear my mind a bit.”
Serieus? Ik ga na onze K1 cage fight rechtstreeks naar het kerkhof en hij vliegt rechtstreeks naar Denemarken om daar naar het kerkhof te gaan. Zijn moeder is een jaar voordat papa stierf, overleden aan precies dezelfde soort kanker. En nu zijn we allebei tegelijk onze ouders in hun graven aan het opzoeken. Ik zoek er niets achter, ben niet zo van het ‘dat kan geen toeval zijn’. Opmerkelijk vind ik het wel. Ook aandoenlijk. Ik vind het lief van ons. Dat we allebei de warme schoot van ons ouders opzoeken omdat we ons blijkbaar alleen en kwetsbaar voelen. Terwijl we eigenlijk bij elkaar willen zijn. En dat is hem. Dat is hem! Dat is wat ik moet zeggen.
“I am at the graveyard too. Now, as we speak actually.”
Ik maakt haast om te zeggen wat ik wil zeggen, voordat ik mijn brainwave weer vergeet.
Even voor jullie: dit doe ik natuurlijk in het Engels want meneer spreekt geen Nederlands maar het schrijft voor mij wat makkelijker in mijn moerstaal.
“Luister Hef. Het spijt me. Laat het duidelijk zijn dat ik geen excuses aanbied voor mijn specifieke gedrag, voor mijn reacties want ik ben van mening dat we beide fout zijn en dat we beide een grens over gegaan zijn. Ik had niet bij John moeten slapen, jij had niet buitenproportioneel boos hoeven worden. En heftige acties zoals mijn spullen bij elkaar zoeken en de hele flikkerse bende bij hem naar binnen tyfen, lijkt me ook totaal overbodig. Tenzij je me echt totaal en compleet hebt uitgekotst en helemaal klaar met me bent, dan snap ik dat je mijn troep uit je huis wilt hebben. Gooien eigenlijk, met best veel drama en bombarie. En dan ook nog in andermans huis…
– Niet afdwalen. En kijk uit, je begint toch weer verwijten te maken. –
… anyway, daar gaat het niet om. Het gaat erom dat ik nu inzie wat we aan het doen zijn. Wat ik vooral aan het doen ben eigenlijk. Hallo…? Are you still there?
“I am listening.”
“Ok. Dit is wat ik als amateur psycholoog aan elkaar heb zitten analyseren. Ik ben dus nog steeds bezig met aan jou laten zien wat voor een onoverwinnelijke gangsta ik wel niet ben. Ik heb er onbewust een fulltime baan van gemaakt jou te laten zien dat ik niet met me laat fokken, dat je me niet hoeft te vertellen waar ik wel en niet mag slapen, dat je niet hoeft te vertellen met wie ik wel en niet mag praten, ik wacht niet op je, ik luister niet naar je, ik drijf mijn eigen zin door, ik doe wat ik wil, ik bepaal wat ik aantrek, ik zeg wat ik wil zeggen, ik negeer slecht gedrag wanneer ik dat wil en dat doe ik tot ik er dood bij neer val en jij hebt geen enkele zeggenschap in wat dan ook. Wat compleet onrealistisch is want in een relatie ben je samen en houd je rekening met elkaar. Zonder daarbij je eigen identiteit te verliezen. Bottom line, ik ben gewoon een fucked up meisje uit de 21e eeuw. Net als alle andere fucked up meisjes die op de wereld leven en allemaal een rugzak vol overdreven traumatische bullshit mee zich mee leuren. In mijn serieuze relaties ben ik snoeihard genaaid, ik ben net mijn halve familie verloren en de combinatie van die twee dingen hebben samen een bunker van een muur om mij heen gevormd waar jij met geen atoombom doorheen komt. En dat spijt me. Het spijt me dat het me zoveel moeite kost om je binnen te laten. Jij bent gewoon veel verder dan ik. Jouw hart is niet zo verrot en beschadigd. Of het is al sneller gerepareerd. Maar ik ben er nu klaar voor. En ik zie in dat jij het juist bent die mij aan het repareren is. Dus wat ik wil Hef, wat ik echt, echt wil… is over veertig jaar met jou over een kerkhof lopen. Omdat we onze zoon gaan bezoeken die aan kanker is overleden. Wat heel zielig is en dat wil ik natuurlijk niet echt maar in het verhaaltje is dat even zo. Allebei in een beige regenjas. En dat we er eerst samen op de fiets heen zijn gefietst. En dat duurde een uur in plaats van een kwartier omdat jij steeds midden op de weg van je fiets af joekelt omdat je je evenwicht niet kan bewaren en omdat je te ijdel bent om op een damesfiets te gaan fietsen omdat je eigenlijk je been niet meer over de stang krijgt, net als mijn opa toen. En dat ik dan gesmeerde broodjes en pakjes limonade en voor jou een rolletje drop in mijn fietstas heb, net als mijn oma toen. En dat jij dan onderweg van je fiets af stapt en tegen mij zegt dat ik even moet wachten. En dat je dan twintig keer je kapotte, versleten heupen moet kraken om bij de grond te komen en dat je dan een heel lelijk bosje bloemen plukt met allemaal onkruid en gras er doorheen omdat je ogen zo gaar zijn en je half blind bent en je bent ook doof en je hebt lege batterijen in je piepende gehoorapparaten dus je hoort niet dat ik roep dat je op moet schieten omdat het begint te regenen en dat ik dan net als oma vast mijn regenpak aan begin te trekken en die van jou ook vast op de grond uitvouw zodat je er zo meteen als je uitplukt bent zo in kan stappen… Hallo?”
“Still here.”
Hoor ik nou een glimlach in zijn stem?
“Nou, en dat we dan samen helemaal krom van de reuma over dat kerkhof strompelen en dat er dan een meisje op een bankje zit te huilen en dat is onze kleindochter en dan zeggen we tegen haar dat ze niet zoveel ruzie moet maken omdat het leven een zucht in de eeuwigheid is.”
Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn.
“Hef…? Can you please say something?”
“We will never wear beige raincoats. We will never have similar bikes. And I will never pick ugly free flowers from a field.”
Een onzichtbaar iemand neemt een aanloop en trapt me vol op mijn strot.
“But we will visit our loved-ones. In a stretched limo. With a driver. With a 100 Lily’s for the grave of our dead son. And a red rose for our granddaughter.”
Liefs,
Angel
Wil je af en toe een glimp van Mr. Wrong zien? Op mijn Instagram account post ik heeeel soms een kleine sneak peak. Dus als je wilt gluren… be my guest!
Ik ben mijn opa nu net een jaar kwijt. Je denkt, die zijn er altijd en dan poef! Wat mis ik die oude gek…
Stop ermee, Angel! Ik ga janken!
Wauw! Zo mooi stuk dit!
Oh gelukkig maar, ik lees in de comments dat ik niet de enige ben met traanoogjes.
Prachtig geschreven!
Wauw! Hoe doe je het toch? Elke zondag zo een mooi verhaal schrijven….
Verdorie, Angel. Wat laat je me huilen. Ik zit jouw verhaal aan het sterfbed van mijn oma van 92 te lezen. Haar oude verrimpelde handjes, met grote aders, in mijn hand. En net opende ze haar mooie blauwe oogjes en schonk mij zo’n warme glimlach zoals jij die beschrijft. Wat ga ik haar missen. Fijn dat je het weer goed maakt met Hef. Het leven is te kort om ruzie te maken.
Wat een lieve comment. Veel sterkte en warmte voor jou en je familie de komende tijd.
Sterkte Cari! xxx
aaahhhh! Als kind begreep ik er geen reet van. Ik dacht dat hij bedoelde dat de eeuwigheid dan een scheet in het heelal liet ofzo – hier moest ik echt om lachen haha
Ik zit met tranen te lezen. Mooi Angel! xx
Pure liefde <3
Ooooh wat is het weer een prachtig verhaal! <3
Zo mooi! Natte ogen hier. Wat een vent is die Hef..
Once again, prachtig!
Hoe hilarisch en vermakelijk ik je stukjes altijd vind, zo mooi en ontroerend was deze. Tot tranen aan toe…
Ahhh Angel, stop eens met mij elke week aan het janken maken haha.
Het is me er weer eentje… Ik hang aan je lippen..
M’n ogen prikken.
Janken dit, zó mooi!
Dankjewel Angel, voor deze prachtige kijk in jouw leven.